Genomineerd

Eerder schreef ik over Zo kun je ook geloven van Maarten Wisse. Zijn boek is nu genomineerd voor de Theologie Publicatieprijs, een prijs voor de beste theologische publicatie van het afgelopen jaar. Dat lijkt me meer dan terecht. Alleen al voor deze nominatie: proficiat!

 

Geplaatst in Kunst en cultuur, Overig, Publicaties | Reacties uitgeschakeld voor Genomineerd

Een bijzondere maaltijd

Onlangs schreef ik over het experiment in Kerkboerderij ‘De Hoef’ met de Witte Donderdag. Eergisteren was het zover. Drie gemeenteleden hadden de kerkzaal prachtig ingericht: een tafel in U-vorm, wit gedekt, met een paar kaarsen, bordjes, enzovoort. De ruimte leent zich bij uitstek voor dit soort gelegenheden, net als voor kerkdiensten trouwens. Zelfs al doe je niets, dan nog is er sfeer. Op de muur met behulp van de beamer tegen de achtergrond van een wereldbol een gedicht van Geert Boogaard, ‘En wit weer / Uw brood / en rood weer / Uw wijn (…)’.

Op de verder vrij gehouden liturgische tafel een soort van liturgische bloemstuk dat verwijst naar de Joodse seidermaaltijd:

De Paaskaars brandt.

Bij het binnenkomen krijgt ieder een glas wijn of druivensap, naar keuze. De eersten zijn al vroeg. Langzamerhand raakt de tafel vol. Enkele ouderen in een busje komen later. Ze zijn, in Leidsche Rijn, vast komen te zitten in het verkeer. We wachten tot ook zij helemaal zitten. Alle veertig plaatsen zijn bezet.

De dienst verloopt helemaal zoals gepland. We beginnen met het Avondmaal. Dat loopt over in de maaltijd met kippensoep en brood, fruit als toetje. Tijdens de maaltijd wordt in groepjes gesproken over Johannes 17: 1-17. De kinderen kunnen, als zij dat willen, een puzzeltje doen en zelf vragen beantwoorden in het zogenaamde kindermenu dat in het liturgieboekje is opgenomen. Iedereen doet mee. De tijd vliegt om. We hadden nog best even door kunnen gaan.

In de afgelopen dagen heb ik mijn ervaringen met deze bijzondere dienst nog eens de revue kunnen laten passeren. De reacties waren overwegend positief, al zou het de moeite waard zijn om nog eens door te vragen wat mensen aan de dienst beleefd hebben. Een moeder vertelde dat haar kinderen het prima naar hun zin hadden gehad, dat ze gewoon mee hadden gedaan, ook in de gesprekken. Enkele ouderen vonden het wat onwennig. Eén had expliciet de rust gemist, de stilte. Ze bewaarde goede herinneringen aan een dienst enkele tientallen jaren geleden, mogelijk op een Goede Vrijdag. Anderen gaven op verschillende manieren aan dat ze met een ‘goed gevoel’ naar huis gingen.

Ik schat in dat de maaltijd als zodanig belangrijk is geweest. Dat in zichzelf is al een krachtig ritueel: aan tafel, met anderen, verschillende gerechten, iets te drinken … . De vraag is of er daarmee nog voldoende ruimte is voor het bijzondere karakter van de maaltijd: de gedachtenis aan Jezus die brood en wijn als tekenen van zichzelf, van zijn overgave geeft. Dat vervliegt heel makkelijk, wordt als het ware door de ‘gewone’ maaltijd geabsorbeerd. Typerend was dat bij het ronddelen van het brood bij het Avondmaal mensen – ieder kreeg een klein bolletje, onderdeel van een groot brood – mensen direct begonnen te smeren en te beleggen als bij een willekeurige maaltijd. Zo ‘gewoon’ was dat kennelijk. Op zich is dat heel begrijpelijk, omdat het de eerste keer is dat we het op deze manier doen. Er bestaat geen traditie, geen gebruikelijke gang van zaken. Dus doen we het, zoals we dat anders bij een maaltijd gewend zijn te doen. Ik vond in dit opzicht een verhelderend citaat bij Gerard Lukken, Rituelen in overvloed (…) (Baarn: Gooi & Sticht 1999), p. 59: ‘In rituelen wordt het gewone en alledaagse geaccentueerd en gestileerd opdat het perspectief kan verspringen. Het ritueel verdicht de werkelijkheid. (…) Men houdt even stil, schept een eigen ruimte, neemt afstand. Er is sprake van een zeker vervreemdingseffect met betrekking tot wat eigenlijk verwacht werd. Er is geen sprake van een overvloed aan brood en wijn, maar juist van een geringe hoeveelheid, zodat het perspectief verspringt. Het ritueel vestigt als het ware op zichzelf, om daarin en daardoor verder te kunnen reiken naar de ondefinieerbare werkelijkheid die het wil oproepen.’ De paradox is dus: om dichtbij te kunnen komen, bij Jezus in zijn zelfovergave, is het dus nodig om afstand te nemen. Intuïtief bedoelde de oudere vrouw dat misschien ook wel met haar herinnering aan de ‘stille’ donderdag. In een groep van mensen is het zelden stil. Of er is één iemand aan het woord. Of er is een geroezemoes aan stemmen. Of … . Maar stil? Dat ben je met elkaar maar hoogst zelden. Stilte in een gemeenschap schept ruimte, of althans kán ruimte scheppen, oog voor de ándere werkelijkheid die zich op deze avond manifesteer, oog voor dé Ander.

Met deze gedachten – en andere die mogelijk nog zullen volgen – wil ik volgend jaar opnieuw naar de Witte Donderdag kijken. Hier en daar wat woorden kunnen bij wijze van spreken al ‘wonderen’ doen, maar wat verwijzende woorden alleen zullen niet genoeg zijn. Juist het ritueel zelf moet een verwijzende ruimte bezitten. Dit luistert des te nauwer als de viering van Witte Donderdag niet in een kerkgebouw plaats vindt, maar in een huiskamer als keuken. Dan moet het mogelijk nog net even meer schuren en schuiven om ruimte te scheppen voor de ervaring van Gods aanwezigheid.

 

Geplaatst in Alles, Gemeente, Liturgie | 1 reactie

Een bijzonder geschenk

Vanmorgen in de Palmzondagdienst stonden in de tweede helft de woorden van Jezus centraal, ‘Uw wil geschiede’. Jezus maakt zich in Getsemané los van zijn discipelen en geeft zich gaandeweg over aan de wil van zijn Vader.

Op de preek volgde een muzikaal intermezzo. Ik meende ‘Let it be’ van The Beatles te ontwaren, een seculier lied. Maar wat een bijzondere keuze. Het sluit in deze kernwoorden prachtig aan bij de kern van preek en verkondiging.

Later hoor ik dat het toch echt een ander nummer is. Een aantal akkoorden is echter gelijk aan die van ‘Let it be’. Thuis gekomen zoek ik de woorden op internet op. ‘Let it be’ vertelt het verhaal van een wijze vrouw, ‘Mother Mary’ die troostende woorden biedt: ‘When I find myself in times of trouble / Mother Mary comes to me / Speaking words of wisdom / Let it be / (…) / There will be an answer’. Ook andere zinsneden uit het lied openen zich als het ware naar de lezing van Jezus in Getsemané: ‘the broken hearted people’, ‘when the night is cloudy’ … .

Zo krijgt associatief, langs een onverwachte en onbedoelde weg, de thematiek van de preek een heel eigen kleur. Je kunt er eindeloos over nadenken, hoe zoiets tot stand komt. Het onbewuste? Of is dit een ingeving, een geschenk van God? Ik houd het maar op het laatste, een bijzonder geschenk.

Geplaatst in Alles, Gemeente, Liturgie | Reacties uitgeschakeld voor Een bijzonder geschenk

Een nieuwe opzet voor de Witte Donderdag

1.            Kader

De diensten in de Goede Week laten in Kerkboerderij ‘De Hoef’ (www.kerkenindehoef.nl) een relatief lage opkomst zien, zeker op Witte Donderdag en Paaswake. Hieronder een verkenning om de Witte Donderdag op te zetten vanuit een ‘gewone’ maaltijd. Dit jaar doen we dat in de kerkzaal van ‘De Hoef’. De gedachte is echter dat de opzet in principe ook bruikbaar moet zijn voor een huisviering.

Op de avond van Witte Donderdag gedenken we dat Jezus het Heilig Avondmaal instelde. Dit gebeurt tegen de achtergrond van de Joodse Pesachmaaltijd, ofwel de seidermaaltijd zoals die in het hedendaagse Jodendom gestalte heeft gekregen. Wij zijn geen Joden en vieren geen seidermaaltijd. Die heeft door de handelingen die Jezus ons heeft voorgedaan, een eigen betekenis gekregen. We moeten de seidermaaltijd daarom niet willen na- of meedoen. Wel kan de inrichting van deze maaltijd ons helpen inzicht te krijgen in het Avondmaal zoals Jezus en de apostelen ons dat hebben overgeleverd. Hij geeft er klank en kleur aan. De bevrijding uit de slavernij van één volk krijgt door de weg van Jezus een universele betekenis: Hij bevrijdt ons van het kwaad/de kwade, van de zonde, en richt ons op Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid.

In veel gemeenten zijn de Witte Donderdag en Goede Vrijdag qua sfeer uitwisselbaar. In de twee vorige gemeenten die ik had koos het overgrote deel van de mensen voor of de een of de ander. Mijns inziens ligt er een uitdaging om beide meer van elkaar te onderscheiden. De Witte Donderdag (niet voor niets wit!) heeft vanuit de oorsprong als ‘bevrijdingsmaaltijd’ een wat lichter karakter, al kan de viering niet worden losgemaakt van wat er gaat volgen. Dat geeft het geheel een bijzondere spanning die ook in de evangeliën te proeven is. Op de Goede Vrijdag wordt de sfeer voluit bepaald vanuit het lijden van Jezus, al zal ook dan het bevrijdend karakter van dit lijden niet uit het oog verloren mogen worden.

Het is niet zonder risico om het ritueel van het (gestileerde) Avondmaal te verbinden met een gewone maaltijd. De verwachtingen kunnen uiteenlopen. De kans is niet denkbeeldig dat het een (Maaltijd) het ander (maaltijd) in zijn gebruikelijke betekenis blokkeert, en omgekeerd. Het moet niet te plechtig worden (waardoor het samen eten op de achtergrond raakt), maar ook niet te gewoon (waardoor de Gastheer van deze Maaltijd onzichtbaar wordt).

De dienst begint om 18.30 uur. Het geheel heeft de lengte van een ‘gewone’ zondagse dienst: een uur met de mogelijkheid van enige uitloop. Een belangrijke vraag: moet deze dienst geschikt zijn voor (jongere) kinderen? Zo ja, hoe geven we hen een plek? De benadering vanuit een maaltijd maakt aparte oppas of kindernevendienst minder wenselijk. De keuze voor een integrale aanpak ligt voor de hand.

Heel praktisch is het nodig dat we mensen vragen zich tevoren aan te melden, zonder daar rigide mee om te gaan (in de zin dat iemand die zich niet heeft aangemeld, niet mee mag doen).

 

2.            Inrichting

We kunnen gebruik maken van de beamer, met bij binnenkomen een gedicht/afbeelding, als introductie op de avond.

We zetten de tafels klaar in een U-vorm. De tafel is gedekt. Bij elk bord staat een glas (kan een gewoon glas zijn). Het geheel: feestelijk, maar sober (de eenvoud moet het ‘doen’ en nadrukkelijk ruimte laten voor de betekenis).

Eén gedekte plaats houden we principieel en duidelijk gemarkeerd vrij (kaartje, versierde stoel), als het ware voor de verlate vreemdeling die toch nog kan aanschuiven. We geven hiermee een eigen betekenis aan het gebruik van de Joodse seidermaaltijd waar een stoel leeg blijft voor Elia. De komst van Elia gaat vooraf aan de komst van de Messias. Als christenen verwachten wij Zijn tweede komst, maar meer nog misschien zijn we erop bedacht dat wat we aan de minste der minsten doen, aan Hem doen (vgl. Matteüs 25: 35: ‘Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op’).

Op de liturgische tafel kan een liturgische schikking komen, waarin elementen kunnen worden ondergebracht van de seidermaaltijd (matse, bittere en zoete kruiden, een gekookt en daarna gebraden ei, vier glazen wijn). Het (symbolische) bot van een lam, laten we weg. Hoewel het boek Exodus zeer nadrukkelijk over het geslachte lam spreekt, zwijgen de evangeliën er nadrukkelijk over, alsof zij willen zeggen: Jezus is het Lam dag voor deze maaltijd geslacht zal worden.

Om praktische redenen maken we een liturgie met in principe alle relevante (lied)teksten, lezing(en), eventuele gespreksvragen, enzovoort.

Er is geen kinderoppas of kindernevendienst. Kinderen kunnen gewoon meekomen en waar mogelijk meedoen. Ook in andere diensten blijken zij prima hun eigen inbreng te kunnen hebben. Wel zal er een kindermenu worden gemaakt, met wat vragen, een puzzeltje, enzovoort.

 

3.            Vorm van de maaltijd

De maaltijd is eenvoudig. Brood moet er nadrukkelijk en vanzelfsprekend een plaats in hebben. Daarnaast tenminste één warm element (soep bijvoorbeeld).

 

4.            Liturgie

Muziek op de achtergrond

Verwelkoming bij de deur door twee personen.

GEDACHTENIS

Opening met een moment van stil worden

Onze hulp

Groet (ook onderling)

Psalm: ‘Looft de Here, alle gij volken’ (ELB 30, in canon) [= Psalm 117, een van de zgn. hallel-psalmen (113-118) die in de seidermaaltijd een plek hebben en waarnaar mogelijk ook verwezen wordt als in het evangelie (Matt. 26: 130, Mk. 14: 26) wordt gesproken over de ‘lofzang’ aan het einde van de maaltijd]

Vraag van een kind [facultatief]: ‘Waarom is deze avond zo anders dan alle andere avonden?’

Antwoord: ‘Dit is de avond waarop het volk Israël gedenkt dat God hen op wonderbaarlijke wijze uit de dictatuur en terreur van Egypte heeft gered. Dit is de avond waarop wij gedenken dat de Here Jezus ons gered heeft uit de kringloop van het steeds weer terugkerende kwaad, dat mensen voor zichzelf kiezen en niet voor de ander. Dit is de avond waarop Jezus ons laat zien dat wie zich met Hem verbindt, bij God vergeving krijgt voor alle dingen die hij verkeerd heeft gedaan.’

Openingsgebed [met daarin de hoofdelementen van het klassieke tafelgebed: lofprijzing van de Vader, gedachtenis van het werk van de Zoon, aanroeping van de heilige Geest]

Lezing uit de Bijbel: Johannes 13: 1-17 [vertaling/uitvoering nog nader vast te stellen]

Lied: ‘Op de avond, toen de uittocht’ (NLB 395)

Onze Vader

Uitdelingswoorden brood [mede geïnspireerd door de Joodse zegenbede: ‘Gezegend bent U, Heer onze God, Koning van de wereld, die het brood uit de aarde doet voortkomen, waaraan U ons deel hebt gegeven door Jezus uw dienaar. Gezegend bent U, omdat wij in Hem het volle leven mogen ontvangen.’]

Delen van het brood [we gebruiken twee broden, breken af, geven de ander een stukje brood en geven vervolgens het brood door, enzovoort]

Uitdelingswoorden wijn [mede geïnspireerd door de Joodse zegenbede: ‘Geprezen zijt Gij, HEER onze God, Koning van het heelal, die de vrucht van de wijnstok hebt geschapen, waaraan U ons deel hebt gegeven door Jezus uw dienaar. Gezegend bent U, omdat wij in Hem vol vreugde de komst van Uw Koninkrijk mogen verwachten.’]

Delen van de wijn [ieder krijgt bij het zittengaan naar wens wijn of druivensap ingeschonken in een glas; het delen van de wijn betekent in dit geval: drinken uit het eigen glas]

Dank/scharnierlied: ‘Voor alle goede gaven, Heer’ (ELB 157E: 1 en 3, vgl. NLB 235)

VERVOLG VAN DE MAALTIJD

Samen eten [als er iets warms is, kan dat nu worden geserveerd, enzovoort]

Samen praten [gespreksvragen naar aanleiding van de Schriftlezing]

Samen bidden [tot besluit, met vrije inbreng voor wie een voorbede wil uitspreken]

Slotlied: ‘Dans mee met Vader, Zoon en Geest’ (NLB 706)

Zegen

Geplaatst in Gemeente, Liturgie, Overig | Reacties uitgeschakeld voor Een nieuwe opzet voor de Witte Donderdag

John Donne

Toen ik werd gevraagd mee te helpen aan de voorbereidingen van een boek met preken van John Donne (J.T. Bakker, In de schaduw van uw vleugelen. Preken van John Donne (Utrecht: Kok 2012)), had ik nog nooit van deze advocaat, dichter en Anglicaans priester gehoord. Vandaag lees ik over hem in de Volkskrant, in een interview met de schrijver Adam Price. Hij refereert aan John Donne (1572-1631) als dichter en citeert diens gedicht ‘Go and catch a falling star’. Een heel andere invalshoek! Overigens vond ik het bijzonder dat in de preken van Donne, ondanks veel tijdgebonden aspecten, zonder al te veel problemen vier eeuwen konden worden overbrugd.

Tussen de vrije jonge en bekeerde oudere John Donne zit een behoorlijk verschil. Twee portretten die ik op internet tegenkom laten dat mijns inziens ook heel mooi zien.

Omstreeks 1595

John Donne, naar een miniatuur van Isaac Oliver, ca. 1616

Omstreeks 1616

Geplaatst in Overig | Reacties uitgeschakeld voor John Donne

Gereformeerd?

De veertig dagen van voorbereiding op Pasen zijn begonnen. In Nederland volgen veel protestantse gemeenten het oecumenisch leesrooster dat de Raad van Kerken aanbiedt. Per traditie begint dat op de eerste zondag van de veertigdagentijd met de verzoeking van Jezus in de woestijn (Matteüs 4: 1-11). En zo voort. Elk van de lezingen belicht de weg die Jezus gaat vanuit een eigen invalshoek. De waarde hiervan ligt in het feit dat het lijden van Jezus niet beperkt wordt tot de laatste dag van Zijn leven, of nog meer specifiek tot het lijden aan het kruis, maar intrinsiek met heel zijn leven verbonden is. De hoofdstroom van de gereformeerde traditie heeft ervoor gekozen om de daadwerkelijke gehoorzaamheid van Christus, dus niet alleen wat Hij ondergaat, maar juist ook in wat Hij doet, de zgn. obedientia activa, te honoreren (vgl. de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 22: ‘Maar Jezus Christus is onze gerechtigheid doordat Hij ons toerekent al zijn verdiensten en alle heilige werken, die Hij voor ons en in onze plaats heeft gedaan’ (curs. KWdJ)).

De gereformeerde traditie heeft in de liturgische praktijk een andere weg gekozen. De periode van zes zondagen voor Pasen breidde ze uit tot zeven en noemde ze lijdenstijd. Vooral in streken waar het carnaval opgeld bleef doen, was er zo een duidelijke tegenhanger: geen carnaval, geen menselijk feest, maar voluit concentratie op het werk van Christus. De zeven weken voor Pasen werden gevuld met het lijdensevangelie, of zelfs meer specifiek met het kruislijden van Jezus. Bij dat laatste kwam het prachtig uit dat Jezus over de verschillende evangeliën verspreid zeven verschillende kruiswoorden heeft gesproken: voor elke zondag in de voorbereidingsperiode een ander kruiswoord. Het is de vraag of een zo vergaande concentratie in overeenstemming is met de gereformeerde belijdenis. De synode van Dordrecht 1618-19 liet namelijk bewust de hierboven geciteerde en gecursiveerde woorden ‘en alle heilige werken’ staan. Een wat bredere formulering, ‘en de gehoorzaamheid van Christus’, om de volgelingen van de Duitse Johannes Piscator (1546-1625) met hun sterke focus op het kruislijden van Christus enigszins tegemoet te komen, wees de synode af.

Terug naar het oecumenisch leesrooster. Negen jaar geleden bood dit een alternatief aan met de zeven kruiswoorden. Dit jaar begint het op de eerste zondag van de veertigdagentijd, 9 maart, met de intocht van Jezus in Jeruzalem (Matteüs 21: 6-9). Op de volgende zondagen wordt stil gestaan bij her en der verspreide passages die daarop volgen. Het eindigt op de zondag voor Pasen met Getsemane (Matteüs 26: 36-46). De redactie van het tijdschrift De eerste dag verklaart bij de alternatieve aanpak: deze ‘richt zich dit jaar naar de spiritualiteit van het gereformeerde protestantisme dat het accent legt op het stap voor stap afleggen van de Via Dolorosa. Al deze zondag zijn “lijdenszondagen”, waarop ons geleerd wordt Christus’ lijden recht te betrachten’ (jaargang 37, nummer 2, pagina 1). Dat nu lijkt me in het licht van het voorgaande onzin. Wie de passages die het leesrooster kiest doorneemt, ontdekt dat het materieel in beperkte mate gaat over het lijden van Christus. Het feit dat Matteüs de gebeurtenissen situeert in de laatste dagen van Jezus’ leven doet daar niets aan toe. Als de makers van het rooster een concentratie hadden willen aanbrengen op het expliciete lijden van Jezus, dan hadden ze andere passages moeten kiezen. Die hadden overigens niet beperkt hoeven blijven tot de laatste dagen van Jezus’ leven. Ze worden overal in de evangeliën gevonden, bijvoorbeeld bij de verschillende lijdensaankondigingen. Het zou vermoedelijk veel spannender geworden zijn als de eerste zondag van de veertigdagentijd de eerste aankondiging gelezen zou zijn. Dan was als vanzelf de vraag naar boven gekomen naar wat dit lijden van Jezus nu eigenlijk (wel en niet) is.

Wat te doen met het alternatief dat het leesrooster dit jaar biedt voor de veertigdagentijd, beginnen met de intocht in Jeruzalem (op 9 maart) en eindigen bij Getsemane (op 13 april)? Op zich lijkt het me prima deze invalshoek te volgen. Het geeft een wezenlijk ander beeld op de weg die Jezus is gegaan, dan het klassieke leesrooster doet. Dat werkt verfrissend, zet aan tot nadenken, enzovoort. Het is alleen onzin om dit te verkopen als ‘gereformeerd’. Dat is in het licht van Schrift en traditie toch echt iets anders.

Geplaatst in Alles, Gemeente, Liturgie | 1 reactie

Het opwekkingslied als icoon?

Kees van Setten schrijft in het tijdschrift Laetare een mooi genuanceerd artikel over de liedcultuur in de evangelische beweging. De evangelische liturgie krijgt nogal eens het etiket ‘emotiecultuur’ opgeplakt. Van Setten laat zien dat dat onterecht is, in ieder geval naar de letter. Alle liturgie is emotie. De emotie in een evangelische samenkomst is alleen wezenlijk anders dan die in een hoogkerkelijke liturgie. Het evangelische lied ligt voor een deel dicht aan tegen de primaire gebedstaal. Het wordt lastig om die taal te beoordelen aan de hand van poëtische criteria. Het lied is immers niet direct als poëzie bedoeld!

Van Setten vergelijkt lofprijzing en aanbidding in de evangelische beweging met een icoon. Hij omschrijft een icoon als een venster op de eeuwigheid, op God. Van Setten beseft dat hij zich met een dergelijke vergelijking op glad ijs begeeft. Het beeld van de icoon helpt me wel om het lofprijzings- en aanbiddingslied te plaatsen. Maar toch zou ik het lied zélf niet een icoon noemen. De verwijzing naar Gods aanwezigheid wordt gelokaliseerd in de gelovige die in woord en daad getuigt. Hij is de icoon.

Als we het beeld van de icoon in het kader van het kerklied toch willen hanteren, dan is het zíngen van het lied naar mijn idee veeleer de omgang met een icoon. Iconen zijn ‘in’. Mensen kijken er naar, laten zich erdoor inspireren. Zo nu en dan doen ze ook in de protestantse eredienst hun intrede. Anders dan in de oosterse kerken zal het echter niet snel gebeuren dat iemand ze met eerbied zal aanraken en kussen. Naar mijn idee gebeurt dat nu juist in het zingen van het lofprijzings- en aanbiddingslied: wel God, de Eeuwige, de Heilige, wordt aanbeden, als het ware even (aan)geraakt, innig gekust. Het lied zet als het ware aan tot die beweging. Waar het traditionele kerklied de weg naar binnen gaat – het Woord wordt als het ware naar binnen gezongen – is de weg in het evangelische lied precies omgekeerd: het verwerkte Woord wordt uit-ge-zongen.

Het voorgaande neemt niet weg dat Van Setten een eerlijke poging doet om het evangelische lied op waarde te schatten. Een poging die navolging verdient in kerken die van zichzelf maar al te goed weten – en dat soms zelfs propageren – dat ze pluriform zijn.

Geplaatst in Alles, Gemeente, Liturgie, Publicaties | Reacties uitgeschakeld voor Het opwekkingslied als icoon?

Nogmaals: All you can sing

Al eerder schreef ik over de wens om het eenvoudiger te maken uit verschillende bundels te zingen. Een dezer dagen kreeg de discussie die hierover gaande is een vervolg. Ds. Gerkema, predikant van de Nederlandse Gereformeerde Kerken, bepleit een lager tarief voor kerken die het liedboek dat afgelopen jaar verschenen slechts in beperkte mate gebruiken. In feite onderstreept hij de wens van zijn collega Smouter waarover ik eerder berichtte. Gerkema is bestuurslid van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied. Je zou daarom verwachten dat zijn stem wat meer gewicht in de schaal legt. Trouw bericht er dan ook over. Trouw vraagt de secretaris van de stichting, ds. Holwerda, om een reactie. Die ligt in lijn met het beleid dat de stichting al zo’n veertig jaar voert: alles of niets. Velen hebben in het verleden pogingen gedaan om legaal delen van het in 1973 verschenen Liedboek voor de kerk te mogen overnemen. De stichting was daar pas na veel soebatten toe bereid en dan nog mondjesmaat. Trouw meldt:

Holwerda: ‘De acht kerkgenootschappen hebben heel bewust gekozen voor deze selectie. Ze geeft blijk van de breedte van de kerkelijke liedtraditie. Je kunt bij het kopen van de papieren bundel ook niet zeggen: doe mij maar een boek met een paar liederen. Als je gaat selecteren, misken je de veelkleurigheid van de complete bundel.’

Geen enkele gemeente zal alle liederen zingen, verwacht Holwerda. ‘Maar als je zelf een selectie maakt, sluit je bepaalde nummers op voorhand uit. Terwijl die op termijn misschien juist wél interessant zijn.’

Ik ga ervan uit dat dit is wat Holwerda in essentie heeft gezegd. De logica is ver te zoeken. Volgens mij zitten er in deze paar zinnen tal van denkfouten. Je kunt bijvoorbeeld evengoed stellen dat je met een selectie de veelkleurigheid van de bundel niet miskent, maar juist bevestigt. Maar er is meer. Selectie sluit op een bepaald moment inderdaad bepaalde nummers op voorhand uit. Maar het is heel goed denkbaar dat op een volgend moment die andere nummers toch weer in zicht komen. Dat wordt helemaal niet door de selectie op het vorige moment bepaald of beperkt. Het nieuwe liedboek blijft, selectie of niet, immers in stand. Gemeenten als die van Smouter en Gerkema gaan niet zoals voorheen wel is gebeurd aparte bundeltjes samenstellen, maar willen in principe uit heel het nieuwe liedboek kunnen blijven zingen, bijvoorbeeld met behulp van een beamer. Zij zingen echter per dienst gemiddeld een of twee nummers die uitsluitend in het nieuwe liedboek staan. Is het dan rechtvaardig hun gemeenten eenzelfde rekening te sturen als gemeenten die alles uit het nieuwe liedboek halen?

Daar komt nog iets bij. Het nieuwe liedboek geeft inderdaad blijk van de breedte van de kerkelijke liedtraditie. Daar heeft Holwerda op zich gelijk in. Maar dat betekent beslist niet dat de breedte van de kerkelijke liedtraditie evenwichtig over het nieuwe liedboek verdeeld is. Integendeel. Verreweg het meeste ligt in het verlengde van het Dienstboek van de PKN, het oude Liedboek voor de kerken, Tussentijds, Zingend Geloven en dergelijke. Een gemeente die kiest voor het evangelische lied, is vrij snel uitgezongen. Ik werk in een gemeente die geregeld dat accent legt. Vanmorgen zongen we uit deze sfeer 84a (‘Wat hou ik van uw huis’), 289 (‘Heer, het licht van uw liefde’) en 875 (‘Father, we love you’). We kunnen nog even voort, maar de keuze is beperkt tot hooguit een 200 nummers (en dan reken ik ruim). Gelukkig is er meer dan het nieuwe liedboek. Maar, nogmaals, is het in zulke situaties eerlijk het volle pond te moeten betalen?

 

 

Geplaatst in Gemeente, Liturgie, Overig | Reacties uitgeschakeld voor Nogmaals: All you can sing

De macht van het getal (2)

Jan Hendriks schreef in december uitdagend over het huidige cultuurbeeld. Aan alle kanten wordt ons gezegd dat het beeld veelkleuriger wordt, de individualisering toeneemt. De werkelijkheid is anders. De eenvormigheid neemt toe. Er is een in meer dan een opzicht dominante cultuur aan het ontstaan. In het volgende nummer zou Hendriks schrijven over de gevolgen van de kerk. Hij gaf een voorproefje met de uitdagende leus: ‘de lof der onaangepastheid’. Ik berichtte hier eerder over in een blog.

Het januarinummer van Woord & Dienst is inmiddels verschenen. Het valt tegen. Ik had verwacht een prikkelende schets te krijgen van de plek die de gemeente in de haar omringende samenleving in moet nemen. Op basis van zo’n schets kunnen dan conclusies getrokken worden voor het interne reilen en zeilen van de gemeente. Het artikel bevat vooral het laatste. Hendriks zegt in algemene termen wel iets over de mogelijkheden die een kerk (of een andere organisatie) heeft om in te gaan op veranderende omstandigheden: 1) isolement, met als tegenhanger 2) assimilatie, en 3) ontkenning, met als tegenhanger 4) een open houding naar de (veranderende) samenleving en het bewaren van de identiteit. Ik was echter zo benieuwd geweest naar de contouren van die identiteit, naar de kernwoorden van haar inhoud. Dat blijft beperkt tot vreemdelingschap, het in de wereld zijn maar niet van de wereld. Zonder dat uit te werken maakt Hendriks in opnieuw vrij algemene bewoordingen in één keer de stap van mogelijkheid 4) naar een zevental kenmerken van een bloeiende gemeente: vertrouwen, het waardevolle zien, mensen respecteren, de pastor als vroedvrouw, aandacht voor de essentie, ruimte voor ervaring(sverhalen), participatieve liturgie. Waar is de relatie met de ‘beloofde’ onaangepastheid? Zo enthousiast ik was over de maatschappelijke uitgangspositie die in het eerste artikel geschetst wordt, zo teleurgesteld ben ik over de handreiking voor de christelijke gemeente in de huidige samenleving. Mogelijk biedt het boekje Goede wijn. Waarderende gemeenteopbouw waarnaar verwezen wordt, nog enige compensatie.

Geplaatst in Alles, Gemeente, Overig, Publicaties | Reacties uitgeschakeld voor De macht van het getal (2)

Het smalle pad van de liefde

Ooit verslond ik de trilogie Eilandgasten (met als vervolg De avondboot en Laatste seizoen) van Vonne van der Meer. Iemand had me erop gewezen dat deze boeken ook een religieuze component hebben. De huurders van het vakantiehuisje ‘Duinroos’ op Vlieland wisselen elkaar af. Niemand heeft ooit de werkster gezien die het huisje schoonmaakt en in orde brengt voor de volgende huurders. Zij kent de huurders wel, ze fietst zo nu en dan langs om te kijken of alles in orde is. De werkster heeft inderdaad iets van God. Ze schept als het ware de voorwaarden voor het leven in het huisje. Maar zou God zo op afstand blijven? Mogelijk wil ik iets teveel en te concreet interpreteren. Het is op zich al fraai om te zien, hoe de levens zich stuk voor stuk ontwikkelen, maar op een ongrijpbare manier toch met elkaar verbonden zijn. Ze vormen uiteindelijk één verhaal. Dat zou ik echter eerder spiritueel dan religieus noemen.

Als geen woorden te vinden zijn

Maar ik wil het niet hebben over deze trilogie. Een ander boek van Vonne van der Meer wil ik voor het voetlicht halen: Het smalle pad van de liefde. Ik weet niet meer precies, waarom ik het gekocht heb. Ik las in een recensie iets over het gebrek aan woorden om bepaalde gebeurtenissen te duiden, zich over bepaalde ervaringen en gevoelens uit te spreken. Wat zeg je als je uit jezelf geen woorden vinden kunt? Dan is het heerlijk om op rituele bewoordingen terug te kunnen vallen. Dat kán een vorm van gemakzucht zijn. Ik heb er persoonlijk wel eens moeite mee als tot besluit van een kerkelijke vergadering alleen de woorden van het Onze Vader gezegd worden. Het is op zich niet verkeerd, maar een persoonlijke impressie in een vrij gebed, hoe onhandig misschien ook geformuleerd, doet me dan veel meer. Maar de vaste woorden kunnen helpen als er geen andere voorhanden zijn. Uit verlegenheid. Het smalle pad van de liefde begint met het tragisch overlijden van Björn, een baby nog. Dat gaat nooit weg. Ook niet in dit boek. Op een gegeven moment wil zijn zus Dédé, als ze een jaar of tien is, bij het vakantiehuis van de familie in Frankrijk een gedenkplek voor hem inrichten, een kapel. De inwijding gaat met een begrijpelijke aarzeling en spanning gepaard. Wat doe je? Wat zeg je? Als de familie rond het kapelletje verzameld is, tekent Van der Meer uit de mond van Dédé op: ‘”Ik wil iets voor hem bidden, of zo … Alleen ik weet niks.” May keek vragen naar [haar vriendin] Francoise [de moeder van Dédé en Björn], maar die staarde naar haar tenen die onrustig bewogen in haar witte espadrilles. Was ze de gebeden uit haar kindertijd vergeten of geneerde ze zich?’ (p. 113) Francoise bedenkt van alles maar durft niets te zeggen. ‘Op dat moment deed Floris [de vader van Dédé en Björn] een stap naar voren, zakte op zijn knieën en schuifelde naast zijn dochter. Geknield was hij even groot als zij staand. “Een Engels gebed, is dat ook goed?”’ (p. 114) En hij zet dan ‘Tears in heaven’ van Eric Clapton in.

Ik kon het niet laten bij het lezen van Het smalle pad van de liefde aan Leidsche Rijn te denken. Veel jonge mensen. Velen zullen in hun opvoeding nog wel iets hebben meegekregen van het christelijk geloof, de een meer dan ander minder of zelfs heel weinig. Waarop vallen zij terug op momenten als deze? Het overlijden van een baby van elf maanden is per definitie gruwelijk. In dit geval speelt daarbij bovendien het thema schuld mee. Zowel de vader als de moeder hebben wat nagelaten. Als vanzelf komen dan gedachten op: had ik niet …, als ik niet … .

Schuld en vergeving

Het thema schuld brengt me bij een andere verhaallijn van dit boek. Overspel. Floris gaat vreemd met May. May hoort bij het tweede stel dat de hoofdrol speelt. Beide gezinnen brengen geregeld hun vakantie door in Frankrijk. Op een gegeven moment slaat de vlam over. Op een heel mooie manier brengt Van der Meer de impact daarvan onder woorden. ‘Naarmate de verliefdheid tussen May en Floris groeide, werden Francoise en Pieter [de echtgenoot van May] onzekerder. Pieter snapte niet waarom hij zo moe bleeft dit jaar, op het indolente af, alsof hij iets onder de leden had. (…) Ook Francoise voelde een dreiging die ze niet begreep. Het was alsof ze rook dat haar echtelijk bed niet meer veilig was, nu Floris daar ’s nachts vaak lag te woelen. Ze tobde over van alles en nog wat.’ (p. 85)

May voelt zich schuldig over de affaire. Het is haar niet genoeg als mensen, als haar echtgenoot haar zou vergeven. Ze komt in een kerk terecht, ontmoet een non, en er begint in haar iets van geloof te groeien. Heel voorzichtig. Zoekend. De titel van het boek is daarmee meerduidig. Het verwijst naar het overspel, tussen de bedrijven door. Maar tegelijk refereert het ook naar het smalle pad, de smalle weg van het geloof, over het mogelijke en onmogelijke van de vergeving: ‘eng is de poort en smal is de weg, die ten leven leidt’ (Matteüs 7: 14).

Het smalle pad van de liefde maakt me duidelijk hoe waardevol het christelijk geloof is. Hoe waardevol het is, dat dat in mijn hart is gelegd. Dat wordt ook duidelijk: geloof laat zich niet organiseren. Het moet je letterlijk en figuurlijk gegeven worden.

Ik las het boek afgelopen zomer al. Ik ga het nog eens lezen.

Vonne van der Meer, Het smalle pad van de liefde (Amsterdam: Atlas Contact 2013) (ISBN 978 90 254 4123 4; € 19,95, als E-book € 14,99)

Geplaatst in Alles, Kunst en cultuur, Overig, Publicaties | Reacties uitgeschakeld voor Het smalle pad van de liefde