Een serie over de kerk en zeker over de rooms-katholieke kerk heeft al gauw het gevaar karikaturaal te worden. Het gaat dan over de onderdrukkende kanten van de hiërarchie, de onderonsjes, de vriendjespolitiek, weggemoffeld kwaad, de mooie buitenkant. Ainsi soient-ils ontkomt daar ook niet helemaal aan. Afgelopen zondag wordt bijvoorbeeld de paus neergezet als een wat sullige oude man die aan de leiband loopt van zijn assistenten. Het is té. Maar dat wordt goedgemaakt door het grote verhaal.
Vijf jonge mannen starten aan het priesterseminarie van de capucijners (franciscanen) in Parijs. Ze hebben heel verschillende achtergronden. De een heeft in de gevangenis gezeten voor moord, een ander komt uit een rijke ondernemersfamilie die vlak voor haar ondergang staat, terwijl een volgende uit een gebroken gezin komt met een moeder die haar toevlucht zoekt bij dan de ene dan de andere minnaar. Allen gaan ervoor, maar stuk voor stuk moeten ze ervaren dat hun idealen – en de idealen van de rooms-katholieke kerk – soms stuklopen op de realiteit. Hun seksualiteit is zo’n realiteit. Gebeurtenissen uit het verleden. Maar ook familiebanden. Wat is goed? De jongen uit het ondernemersmilieu laat het familiebedrijf achter zich, ook als de problemen groeien. Zijn broer doet een hartstochtelijk beroep op zijn hulp, maar hij keert zich letterlijk af. ‘Ik heb het je gezegd.’ Zijn broer kan het niet meer aan en beneemt zich van het leven. De dilemma’s worden overigens verschillend uitgewerkt. In een andere aflevering verzet een van het vijftal zich tegen de voorgenomen abortus van zijn zestienjarige zusje, maar kiest hij uiteindelijk wel voor haar en gaat met haar mee naar de kliniek. Minder reëel is de dichtheid van deze grote thema’s in het leven van de seminaristen, maar dat is met een tv-serie voor een breder publiek bijna niet te vermijden.
Het jonge vijftal staat op verschillende momenten tegenover de oudere garde, zowel in het seminarie als daarbuiten. De ene docent heeft zich helemaal opgesloten in zijn vakgebied en stelt zich als het erop aan komt laf op. De rector is een wijs man, de ‘held’ voor alle partijen in het seminarie, maar blijkt een geheim met zich mee te dragen. Fraudeert hij? Een collega neemt het voor hem op als hij in diskrediet gebracht dreigt te worden, maar ontdekt dat er mogelijk toch wel reden is hem minder hoog te hebben dan hij altijd gedaan heeft. Opnieuw: wat is goed, blijven steunen? De rector moet zich meer dan eens afvragen, waar zijn roeping ligt. Zal hij aanblijven, of zich laten wegpromoveren naar zijn geliefde China? Soms krijgt hij christologische trekken, bijvoorbeeld als hij het vijftal een vriendelijke reprimande (foto) geeft en stelt: er komt misschien een tijd dat ik niet meer bij jullie ben … .
Ainsi soient-ils suggereert aan alle kanten het verval van de kerk. Financiële problemen. Gecorrumpeerde leiding. Een boodschap die niet meer doorkomt. Jong en oud gaan daar op verschillende manieren mee om. De ouderen proberen nog steeds er het beste van te maken, de status quo te handhaven. De jonge seminaristen zoeken met vallen en opstaan naar nieuwe wegen. Aan de ene kant weten ze maar al te goed welk instituut ze zullen dienen. Aan de andere kant blijven ze geloven, zoeken ze een levenshouding die daar bij past. Ze zijn geen heiligen, maken fouten, grove fouten soms. Juist in hun menselijkheid roepen ze compassie op. Bij hen geen fraaie buitenkant, maar veel meer binnenkant. Zo geven zij nadrukkelijker dan hun oudere voorgangers aanleiding tot hoop. Ze bieden in hun optreden een doorkijkje: zo zou het ook kunnen, kerk zijn, volgelingen van Jezus.