De kerkdienst op Hemelvaartsdag is met die op oudejaarsavond aan erosie onderhevig. Bij gebrek aan voldoende kerkgangers begint hij hier en daar te verdwijnen. De achtergrond van beide dagen is heel verschillend. Hemelvaartsdag is diep in de oecumenische traditie verankerd, terwijl het samenkomen op oudejaarsdag pas twee eeuwen geleden met name in protestantse kring in zwang kwam. Ik richt me in deze blog op de Hemelvaartsdag. Een beperkt aantal kerkgangers stelt namelijk eigen eisen aan de liedkeuze. Nieuw kan natuurlijk altijd, maar het moet niet al te ingewikkeld zijn, omdat de groep klein is en het gekozen lied niet zo gauw op andere momenten in het jaar zal klinken.
De min of meer klassieke Psalmen van deze feestdag laten zich relatief eenvoudig zingen, zeker voor wie in de kerk is opgegroeid: Psalm 47 en Psalm 68(: 6).
Het ‘oude’ liedboek (1973) heeft tien gezangen in de rubriek ‘Hemelvaart’, ongeveer 2% van het totaal. In het ´nieuwe´ liedboek (2013) met twee keer zoveel liederen zijn het er in de gelijknamige rubriek acht. Dat is dus substantieel minder, zowel absoluut als relatief. Vier van de tien hemelvaartsgezangen uit het oude liedboek zijn in het nieuwe terecht gekomen, drie daarvan in de rubriek ‘Hemelvaart’, één in ‘Maaltijd van de Heer’. De laatste heeft zeker in de eerste regel een sterk Hemelvaartsmotief: ‘Gij, Jezus Christus, opgestegen tot hoogste heerlijkheid …’, maar twee van de vier coupletten zijn nadrukkelijk op het Avondmaal betrokken.
Wat is er uit het ‘oude’ liedboek verdwenen? Twee oude hymnen (226, 227), een klassieker uit de Hervormde bundel van 1938 (231: ‘Wij knielen voor uw zetel neer’), maar ook een bewerking van een gezang van Tersteegen (230: ‘Overwinnaar, grote Koning’), van Christoph Blumhardt (235: ‘In bidden en in smeken’), alsmede een van de twee liederen van de Gereformeerde predikant P.D. Kuiper (229: ‘De dag van onze Vorst brak aan’). Ik schat in dat een drietal hiervan geregeld opgegeven is: 229, 231 en 235, alle drie relatief makkelijk te zingen, zeker voor wie vertrouwd is met het klassieke kerkmuzikaal idioom.
Wat is er in het ‘nieuwe’ liedboek terecht gekomen? Van de acht stonden er een viertal ook in het liedboek van 1973: ‘Ten hemel opgevaren is’ (oud 228, nieuw 661), ‘Heer, komt in deze tijd’ (oud 233, nieuw 662), ‘Al heeft Hij ons verlaten’ (oud 234, nieuw 663). Bekend is vooral de laatste, maar deze heeft een andere, iets moeilijker melodie gekregen. Het is in ieder geval niet meer het slotlied-uit-volle-borst, zoals ik afgelopen Hemelvaartsdag tot mijn spijt moest ervaren (had ik maar beter naar de melodie gekeken …). Eén lied is uit een andere rubriek overgeheveld: ‘Om Christus’ wil zijn wij verblijd’ (oud 101 (bijbelliederen), nieuw 665), wat geliefdheid betreft naar mijn inschatting behorend tot de middenmoot.
Wat overblijft is een antifoon (661), een lied van Barnard waarvan de melodie uit het ‘oude’ liedboek stamt (oud 97, nieuw 664: ‘Naam van Jezus, nu verheven’), een van Hanna Lam en Wim ter Burg (waarvan de melodie mogelijk door Alles wordt nieuw bekend is: 666) en een bijdrage van Sytze de Vries en Willem Vogel (667). De melodie van het laatste lied is alleen al door de per couplet wisselende bindingen en splitsingen van lettergrepen lastig om aan te leren.
Het is er al met al voor voorgangers niet makkelijker op geworden op basis van het nieuwe liedboek een qua muzikale moeilijkheidsgraad evenwichtige dienst op Hemelvaartsdag op te bouwen. Wat bekend was en gezongen werd is verdwenen. Wat nieuw of vernieuwd tevoorschijn kwam vergt van de gemeente net even iets meer, mogelijk teveel van de kleine groep die bijeen komt om het feest van ’s Heren hemelvaart te vieren.