De benoeming van de classispredikanten – analyse en evaluatie

De Protestantse Kerk in Nederland heeft haar eerste tien classispredikanten binnen. Een elfde volgt naar verwachting binnenkort, op 6 juni, voor de classis Utrecht.

De benoemingsprocedure voor een dergelijke functie is vaak met een verder dan de vereiste geheimhouding reikende geheimzinnigheid omgeven. Dat is ook hier het geval. Toch weten we inmiddels al heel wat. Ik zet een aantal zaken op een rijtje en voeg daar steeds enkele evaluerende opmerkingen aan toe.

Deze evaluatie draagt een voorlopig karakter (d.d. 19 mei). De laatste dagen komt steeds meer gegevens vrij die een nieuw licht op de gang van zaken werpt. Het is niet denkbeeldig dat er op enige termijn nog meer informatie beschikbaar komt die het beeld nog bijstelt of nuanceert.

  1. Voor de 11 nieuwe classes hebben 88 mensen, in beginsel predikanten, gesolliciteerd op de vacature van classispredikant. Dat zijn per vacature gemiddeld 8 sollicitanten. Naar verluidt wisselde dat aantal echter per vacature sterk, van enkelen (naar ik later begreep was vier het kleinste aantal) tot meer dan twee handen vol.
  2. Opmerkingen. Bewust schrijf ik ‘in beginsel’ predikanten. Het zou natuurlijk best kunnen dat er ook niet-predikanten een poging hebben gewaagd, al was het profiel op dit punt helder: het moet een predikant zijn. De basisnota ‘Waar een Woord is’ gaf nog enige ruimte aan de mogelijkheid van een niet-predikant. Die optie is dus later geschrapt. De genoemde getallen betekenen dat bij een totaal van ongeveer 2430 predikanten in actieve dienst (stand ultimo 2015) ongeveer 1 op de 28 een brief heeft geschreven. ofwel 3,6 %. Omdat de aantallen dalen, zal het inmiddels om ongeveer 1 op de 25, ofwel 4 % gaan.
  3. In elke classicale selectiecommissie zaten 2 leden van ‘buiten’: een lid van het moderamen van de generale synode en een adviseur (naar ik later begreep waren er zelfs twee adviseurs vanuit de dienstenorganisatie). Aan de ene kant lees ik (ND, 19 mei 2018) dat zij ‘geen bepalende rol’ hebben gespeeld in de selectie. Aan de andere kant hoor ik dat zij in aanpak, methodiek en thematiek een grote, zo niet bepalende inbreng hebben gehad.
  4. Opmerkingen. De generale synode heeft deze aanpak ‘afgezegend’, al is het de vraag waar ze de bevoegdheid aan heeft ontleend om nadere regels voor de selectie en selectiecommissie te stellen, in het bijzonder voor de benoeming van deze twee leden (vgl. ovbep. 88a sub b) (NB: hierover handelt een aparte kerkrechtelijke blog). Afgezien daarvan staat de aanpak voor mijn gevoel op gespannen voet met – of zelfs haaks op – de kerkordelijke bepalingen, althans met de intentie daarvan, ook als de invloed van buitenaf beperkt is geweest. In de herziene kerkorde staat namelijk (ord. 4-16-2): ‘De verkiezing van de classispredikant geschiedt niet dan nadat over de omvang van de aanstelling van de betrokkene overeenstemming is bereikt met de kleine synode en kleine synode over de keuze van de betrokkene is gehoord.’ Voor het overige is het een zaak van de classicale vergadering. In het voorstel voor de eerste lezing was de invloed van de kleine synode overigens nog beduidend groter: ‘dan nadat over (…) de keuze van de betrokkene overeenstemming is bereikt met de kleine synode.’ De kerkelijke regelgever heeft kennelijk bewust besloten de invloed van de kleine synode en aanverwante partijen in te perken.
  5. De leeftijd van de verkozenen ligt tussen de 48 en 61 jaar. De gemiddelde leeftijd van het tiental is 56,3 jaar.
  6. Opmerkingen. De gemiddelde leeftijd is op het eerste gezicht vrij hoog. Daarbij moeten in ieder geval twee dingen bedacht worden. De eerste is dat in het profiel voor de functie veel ervaring gevraagd wordt op uiteenlopende terreinen. Een jonge predikant in haar of zijn eerste gemeente bijvoorbeeld, komt daarom alleen al niet snel in aanmerking. Het tweede aandachtspunt is de leeftijd van predikanten in het algemeen. Meer dan 75 % van het aantal gemeentepredikanten valt in de leeftijdscategorie 45-65 jaar, terwijl 47 % behoort tot de groep 55-65 jaar. Afgezien van de gemiddelde leeftijd, maakt de feitelijke leeftijd duidelijk dat allen in beginsel een hele termijn van vijf jaar kunnen volmaken vóór hun emeritaat, maar 5 van de 10 niet ook nog eens een tweede termijn (als ze herbenoemd zouden worden en de herbenoeming zouden aannemen).
  7. Van de 88 sollicitanten waren er 14 vrouw, ofwel zo’n 16 %. Op een totaal van 10 tot op heden benoemden is er 1 vrouw, ofwel 10 %. Utrecht ‘moet’ nog. Als dat een vrouw wordt, komt hun aantal percentueel op 18,2 %. Anders blijft het steken op 9,1 %.
  8. Opmerkingen. Het ontbreekt me aan precieze getallen, maar ik heb het vermoeden dat het percentage vrouwelijke sollicitanten ongeveer samenvalt met het het percentage vrouwelijke predikanten in de hierboven genoemde leeftijdscategorieën. Het aantal vrouwelijke predikanten groeit gestaag, maar met name in de jongere leeftijdscategorieën. Daar komt bij dat onder de oudere predikanten naar mijn inschatting gemiddeld nog wat vaker vrouwen bevinden die op latere leeftijd hun vleugels hebben uitgeslagen en predikant geworden zijn. De relevante werkervaring is daarmee de facto beperkter. Dit zijn echter aannames. Zelfs als het qua getallen allemaal wel zo’n beetje klopt, betekent dat naar mijn idee niet dat het qua aandeel vrouwen ook per se zo moet. Dat brengt bij het volgende.
  9. Wie naar de achtergrond van de benoemden kijkt, ontdekt al snel dat maar liefst 5 van de 10 in hun recente arbeidsverleden met name of alleen bestuurlijk werk deden. Weliswaar hebben allen ook een of meer gemeenten gediend als predikant, dit lijkt een belangrijke, zo niet doorslaggevende factor te zijn geweest in de benoemingen. Bij zeker 8 van de 10 is er sprake van stevige bestuurlijke ervaring, zij het soms in een wat verder verleden, hetzij binnen, hetzij buiten de kerk.
  10. Opmerkingen. Dit gegeven is op het eerste gezicht niet vreemd. Leiding is een van de trefwoorden in de functie van classispredikant. Niettemin heeft in de beeldvorming het pastorale aspect tot op heden een sterke nadruk gekregen – bijvoorbeeld in ‘Waar een Woord is’. Sterker nog, de classispredikant zou juist géén bestuurder moeten worden. Pastoraal werk geschiedt veelal in een betrekkelijke stilte. Van sommige predikanten gaat de mare dat ze goed zijn in het pastoraat, maar veel verder dan de grenzen van de eigen gemeente gaat die mare vaak niet. Daarom: heeft dit aspect in de benoemingsprocedure wel de aandacht gekregen die het verdient? Maar ook: hoe kom je mensen met bijzondere pastorale vaardigheden op het spoor? Het is namelijk ook bepaald niet denkbeeldig dat juist de pastoraal getalenteerden niet hebben gesolliciteerd. Het zal nog spannend worden hoe in de uitvoering de pastorale en bestuurlijke taken zich tot elkaar zullen verhouden, zeker gelet op de enorme aantallen gemeenten, predikanten en kerkelijk werkers waar de classispredikanten elk mee te maken zullen krijgen. Bestuurlijke ervaring is in dat licht welhaast onontbeerlijk, eigenlijk gewoon een voorwaarde om het pastoraal waar te kunnen maken.
  11. Onder meer op Twitter ontstond enige hilariteit over de foto’s die van de classispredikanten verspreid werden – in het ND van 19 mei stonden ze alle bij elkaar. De een na de ander verscheen in (donker)blauw pak, met eigenlijk alleen variatie in de stropdas: een blauwtint (3), een andere kleur (2), of zonder (4). Dit patroon werd pas bij de laatstbenoemde doorbroken: de enige vrouw in het gezelschap. Iemand schreef wat plagend na het zoveelste blauwe pak: een rood jasje tussendoor zou ook wel aardig zijn geweest, met daarbij de hashtag #pinksteren.
  12. Opmerkingen. Enerzijds zou de reactie kunnen zijn: wat een pietluttigheid. Anderzijds is het nu net Kerk 2025 dat zelf van de classispredikant het ‘gezicht’ van de classis maakt. De PKN is zich er kennelijk bewust van (geworden) dat het naar buiten toe zo werkt. De kerk moet meer ‘smoel’, moet een gezicht krijgen. Vanuit het oogpunt van de beeldvorming snap ik aan de ene kant dat niet voor een willekeurige verzameling foto’s is gekozen. Aan de andere kant komt in deze benadering de veelkleurigheid van de kerk tekort. Dat is in zoverre jammer, omdat ik vermoed dat elk van de verkozenen letterlijk een eigen kleur en ook een eigen verhaal heeft, namens de classis die zij of hij zal leiden en vertegenwoordigen. Zij vertellen hetzelfde verhaal van het evangelie van redding en verlossing, maar ze vertellen het verschillend.

Over Klaas-Willem de Jong

Mijn naam is Klaas-Willem de Jong. Ik ben docent kerkrecht en opleidingscoördinator van de VU-PThU joint bachelor Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit. Ik studeerde theologie in Kampen (1979-1985), in Boedapest (1987-1987) en promoveerde aan de VU (Amsterdam, 1996). Verder studeerde ik Nederlands Recht aan de Open Universiteit (2002-2010). Mijn afstudeerscriptie ging over de verhouding tussen kerkelijk recht en privaatrecht. Eerder was ik predikant in Oudega (SWF), Haarlemmermeer-Oostzijde (Rijsenhout), Oudshoorn-Ridderveld (Alphen a/d Rijn) en Leidsche Rijn (Utrecht). Nog steeds studeer ik graag. Ik wandel en fiets. Daarnaast heb ik als hobby treinen (groot en klein). Meer informatie op mijn website: www.kwdejong.nl en op de blog www.kerkenrecht.nl
Dit bericht is geplaatst in Alles, Kerk en recht, Overig. Bookmark de permalink.