Sinds de Reformatie hebben de kerken in de calvinistische traditie berijmde psalmen gezongen, ook in ons land. Aanvankelijk waren het vrijwel uitsluitend psalmen, al kon dat van streek tot streek verschillen. Met de invoering van de ‘Evangelische gezangen’ in 1807 begonnen gezangen de psalmen te verdringen, al bleef er in een kerkdienst eigenlijk altijd wel één over, meestal aan het begin. Zeker in de afgelopen decennia is de populariteit van de Geneefse melodieën na het eeuwenlang te hebben uitgehouden snel terug gelopen. Toch blijft de ene psalm in de meeste gevallen wel gehandhaafd. Maar zingt de gemeente nog wel een psalm, is het niet eerder een lied?
150 + 491
In het Liedboek voor de kerken uit 1973 stonden de 150 Geneefse psalmen los van de 491 gezangen, ze werden althans apart geteld. Voor incidentele gasten leverde dat nog wel eens problemen op. Zij hoorden bij het opgeven bijvoorbeeld gezang 89, haakten aan bij het getal en kwamen dan bij het eerste lied met dat getal terecht, psalm 89. Oplettende kerkgangers hielpen dan meestal wel even om het juiste lied te vinden.
Doorlopende telling
Het Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk uit 2013 is anders opgezet. Net als in 1973 komen de psalmen eerst. De basis wordt gevormd door de psalmen van de ‘nieuwe’ berijming (1968). Maar bij een groot aantal psalmen zijn ook andere bewerkingen opgenomen, bijvoorbeeld in de vorm van een canon, met voorzang, reciterend zingen, enzovoort. Deze hebben na het nummer van de psalm een toevoeging gekregen in de vorm van een kleine letter. De psalm van de ‘nieuwe’ berijming heeft als psalm als het ware een stapje terug gedaan. Boven het lied staat de eerste regel/woorden ervan – net als bij alle nummers van het Liedboek 2013, gevolgd door de aanduiding ‘Psalm’ en het nummer. In de kantlijn staat in lichtblauwe grote cijfers alleen het nummer.
Voor
Voor deze wijzigingen is best het nodige te zeggen. Er hoeft geen verwarring meer te ontstaan, welk lied gezongen wordt, ook niet bij incidentele kerkgangers (al doet die verwarring zich tegenwoordig minder snel voor door het gebruik van de beamer: zelf opzoeken is niet meer nodig). Verder relativeert deze aanpak de berijming met de Geneefse melodieën: wij zingen immers niet de originele psalmen, maar berijmingen ervan. Het is niet per definitie zo dat deze berijmingen beter zijn dan de bewerkingen in de alternatieven, al zijn de bewerkingen inhoudelijk soms wel heel ver van het origineel verwijderd. De alternatieven verlagen bovendien de drempel om toch (weer) een psalm te zingen: nieuwe woorden, een andere melodie. Zo blijft het erfgoed van de psalmen levend, bij het afnemend enthousiasme voor de Geneefse melodieën niet onbelangrijk.
Verloren
Toch, er gaat iets wezenlijks verloren, namelijk dat we psalm(bewerking)en zingen. Steeds vaker hoor ik de eerste psalm aankondigen als ‘we zingen nu nummer zoveel’. Het besef dat we met dat nummer zoveel – zelfs als die voorzien is van een kleine letter en dus een alternatieve bewerking betreft – in een bepaalde traditie staan, ebt op die manier snel weg. Hetzelfde gebeurt bij beamerpresentaties waar de aanduiding ‘psalm’ vaak niet meer terug te vinden is. Ik kreeg onlangs de instructie dat ik voor het beamerteam beter niet de aanduiding ‘Ps.’ of ‘Psalm’ kon gebruiken, dat zou sommigen in verwarring kunnen brengen met mogelijk vervelende gevolgen voor de presentatie.
Pleidooi
Ik wil de psalmen en het besef van psalm zingen niet kwijt, welke vorm dat ook aanneemt. Daarom wil ik ervoor pleiten de nummers 1 t/m 150 in het Liedboek consequent te blijven aanduiden als psalm.