Vanmorgen woonde ik een lezing bij van prof.dr. C.J (Kees) de Ruijter onder de titel ‘Doorzingen in de preek’. Deze lezing stond in het kader van een gelijknamige studiedag van Eredienst Creatief. Ik vermoed dat de site van Eredienst Creatief eerdaags wel de powerpoint bij de lezing zal weergeven en mogelijk zelfs een opname van de lezing zal aanbieden.
De Ruijter schetste een eigen theologische benadering van het werkveld van de liturgie. Dat gaat veel verder dan ik op basis van mijn geheugen en een paar aantekeningen in deze blog kan navertellen. Uitgangspunt is voor De Ruijter de ‘polis’, ofwel de stad. Liturgie is een ‘politiek’ programma. Hij zei het volgens mij niet letterlijk, maar ik vul in: het politieke programma van het Koninkrijk van God. De Ruijter typeert in dit kader spreken als opbouwen, luisteren als aanvaarden en handelen als dienen.
Waar ik in deze blog even bij stil wil staan is het volgende. Het gaat in de liturgie volgens De Ruijter niét om het object, de derde persoon, al zullen velen uit de gereformeerde beweging dat hem door het dominant aanwezige Verlichtingsdenken niet direct nazeggen. Dus niét om: ‘ik heb/ken de waarheid‘. Met dat absolute gegeven slaan mensen dan vervolgens elkaar mee om de oren. De slinger is inmiddels helemaal de andere kant op geslagen. De Ruijter stelt ook die benadering onder kritiek. Het gaat ook niét om het subject, de eerste persoon, ‘ik heb/ken de waarheid’. Dan heeft ieder zo zijn eigen waarheid. In de liturgie gaat het bij de mens, bij de gemeente om de tweede persoon, om luisteren en antwoorden. God gaat voorop. Hij is de eerste persoon. Naar mijn gevoel schuurt dit woordgebruik. Eerst gaat het om de eerste en de derde persoon in grammaticale zin. Bij tweede persoon gaat het om het telwoord tweede.
Bij tweede persoon dacht ik in eerste instantie aan iets anders. Ik dacht dat De Ruijter zou gaan zeggen: in de liturgie gaat het om de tweede persoon, om het U, Jij, Gij zeggen. Maar dat deed hij nu net niet. Toch zou ik wel voor deze benadering willen pleiten. In de eerste plaats uit historisch oogpunt. De hernieuwde belangstelling voor de liturgie in protestants Nederland, zo rond de vorige eeuwwisseling, zette een dikke streep onder het begrip aanbidding. De aanbidding moest terug in de eredienst. Dat raakt aan het liturgisch-theologisch element dat ik zou willen geven. Wij komen in de liturgie niet zozeer iets halen – zoals onder protestanten vaak gedacht wordt – maar wijk komen er iets brengen. Wij komen God de eer brengen. Dat klinkt abstract, maar het betekent voor mijn gevoel zoveel als: we willen Hem met focus, met aandacht benaderen. Een derde reden om de route van het U, Jij en Gij te gaan ligt in het betoog van De Ruijter zelf. Luisteren, écht luisteren, is niet iets van ik en Hem, maar van ik en U/Jou/Gij. Voor antwoorden, écht antwoorden geldt in feite hetzelfde. Als het bij luisteren en antwoorden om ik en Hem zou gaan, zou het gaan om een beschrijving. Juist in de liturgie is het echter geen beschrijving, maar een levende werkelijkheid, communicatie zélf.