Gebrek aan kennis en respect

Een mevrouw legt aan Beatrijs het probleem voor dat evangelicale mede-gelovigen haar ziekte als straf zien, vooral met haar willen bidden, maar zich er niet bij neer willen leggen zoals zij dat zelf heeft gedaan. Beatrijs reageert dan met: breken met deze mensen en hun ‘kletskoek’.

De reactie van Beatrijs getuigt van weinig kennis van en respect voor de overtuiging van deze vrouw en de gemeenschap waarin ze verkeert. Juist in evangelicale kring zijn mensen vaak sterk op elkaar betrokken. Een belangrijk deel van hun sociale netwerk bevindt zich vaak binnen de eigen gemeente. Het is daarom nogal wat om zonder enige vorm van écht begrip voor de situatie waarin deze vrouw verkeert aan te raden radicaal te breken. Zo makkelijk is het niet een nieuw netwerk op te bouwen, zeker niet als je weet dat je levenshorizon beperkt geworden is.

In de volgende alinea krijgt de vrouw zelf ook nog een trap na in de bewering dat ze tot een ‘obscure’ gemeente behoort. Ze heeft eerder wel haar ziel en zaligheid aan deze groep verbonden, ongetwijfeld bewust, dus deze kwalificatie is ook haar persoonlijk een diskwalificatie. Nog erger wordt het in het vervolg, als Beatrijs de inentingsproblematiek erbij haalt. Die speelt nu net nauwelijks in Nederlandse evangelicale kringen en is daarom misplaatst. Het relativerende ‘Wellicht’ is onvoldoende.

Dit betekent niet dat Beatrijs de vrouw geen vragen zou mogen stellen. Mijn eerste vraag zou bijvoorbeeld zijn: je wist ook in het verleden dat in je gemeente op deze manier met ziekte wordt omgegaan, hoe heb je dat gehanteerd? En: je zult vermoedelijk ook eerder gemerkt hebben dat de hechte gemeenschap gepaard gaat met een strak gehanteerd normen- en waardenpatroon waar je aan moet voldoen wil je tot de gemeenschap behoren; hoe keek je daar tegenaan? Het antwoord zou wel eens kunnen zijn: ik wist dat allemaal wel, maar het raakte mij nauwelijks direct, nu word ik me er pas echt bewust van. Mijn reactie zou uiteindelijk vermoedelijk niet eens zo heel veel verschillen van die van Beatrijs. In feite heeft de vrouw twee mogelijkheden. Binnen de huidige gemeenschap grenzen stellen, met de kans in haar ziek zijn te vereenzamen. Of een ander kerkverband zoeken, waar de houding van de vrouw ten opzichte van haar ziekte geaccepteerd wordt. Beide hebben voor- en nadelen. Beatrijs is bijzonder enthousiast over de Protestantse Kerk. Daar kan ik als predikant van die kerk alleen maar blij mee zijn natuurlijk. Tegelijk kennen de gemeenten ook daar zo hun grenzen. De geloofsbeleving van deze vrouw zou voor het overige wel eens sterk kunnen afwijken van die in een gemiddelde Protestantse Gemeente. Nog los van de acceptatie door de gemeente, zou ze zich er thuis voelen? Ik ben daar niet op voorhand zo zeker van, terwijl het deze vrouw vermoedelijk aan tijd ontbreekt om het ergens eens echt uit te proberen.

De vraag die bij deze mijmeringen nog overblijft: wat heeft bij Beatrijs geleid tot deze buitengewoon emotionele uitbarsting?

 

 

Over Klaas-Willem de Jong

Mijn naam is Klaas-Willem de Jong. Ik ben docent kerkrecht en opleidingscoördinator van de VU-PThU joint bachelor Theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit. Ik studeerde theologie in Kampen (1979-1985), in Boedapest (1987-1987) en promoveerde aan de VU (Amsterdam, 1996). Verder studeerde ik Nederlands Recht aan de Open Universiteit (2002-2010). Mijn afstudeerscriptie ging over de verhouding tussen kerkelijk recht en privaatrecht. Eerder was ik predikant in Oudega (SWF), Haarlemmermeer-Oostzijde (Rijsenhout), Oudshoorn-Ridderveld (Alphen a/d Rijn) en Leidsche Rijn (Utrecht). Nog steeds studeer ik graag. Ik wandel en fiets. Daarnaast heb ik als hobby treinen (groot en klein). Meer informatie op mijn website: www.kwdejong.nl en op de blog www.kerkenrecht.nl
Dit bericht is geplaatst in Alles, Gemeente, Overig, Publicaties. Bookmark de permalink.